2.1.1 Vakken

Per schooljaar bieden wij de leerlingen 940 uur onderwijstijd aan. Deze worden verdeeld over 40 schoolweken van 5 dagen. De schooltijden zijn van 08.45 uur tot 14.00 uur. Onze school beschikt over eigentijdse methodes die voldoen aan de kerndoelen. De methodes worden bij de hoofdvakken integraal gebruikt door de leraren en daar waar nodig aangevuld met extra stof. Voor de toetsing van de leerstof maken we gebruik van niet methodetoetsen (Cito) en methodetoetsen (toetsen uit de methodes).

Bij alle cognitieve vakken, maar ook voor de sociaal emotionele ontwikkeling wordt één en dezelfde aanbodslijn gehanteerd. Vanuit heldere (school)ambities worden streefdoelen geformuleerd en bij de evaluatie van de resultaten wordt, mede aan de hand van videoconsultaties, het vakdidactisch handelen geoptimaliseerd. Er wordt gewerkt met convergente differentiatie. Om ambitiegericht te werken stellen we een ambitie. De ambitie stellen we voor wat we willen bereiken met 10%, 70% en 90 % van de leerlingen (zie bijgevoegd document aanbod- en ambitielijn)

We onder­scheiden drie ambities:

- de gevorderde ambitie (verdiept arrangement) voor de meest zelfstandige, meest sociale leerlingen en best presterende leerlingen op vakken. Het streven is dat dit ongeveer 10% van de leerlingen betreft. Voor technisch lezen ligt deze ambitie op 25% van de leerlingen.

- de basis ambitie (basis arrangement) voor het merendeel van de leerlingen. De doelen behorend bij deze standaard zijn de basis voor het leerstofaanbod voor de vakken als de vakoverstijgende leergebieden. Door deze doelen aan te bieden aan alle leerlingen werk je volgens convergente differentiatie. Hierbij gaat men ervan uit, dat men door middel van convergente differentiatie voldoende resultaat haalt. Men houdt rekening met individuele verschillen door de instructie en leertijd af te stemmen op het vaardigheidsniveau van de leerling, niet door de leerstof aan te passen. De voldoende standaard willen we halen met 70% van de leerlingen. De leerlingen die de gevorderde standaard halen, halen deze standaard natuurlijk ook. Voor technisch lezen ligt deze ambitie op 75% van de leerlingen.

- de minimum ambitie (intensief arrangement) Dit is het minimumniveau wat je met  de leerlingen wilt halen. Het streven blijft het niveau van de voldoende standaard, maar minimaal het niveau van de minimumstandaard.  Het mooiste zou zijn als alle leerlingen dit niveau halen. Echter blijkt dat in de praktijk altijd een klein deel van de leerlingen met wie je dit ondanks extra inspanningen niet haalt. Om deze reden formuleren we een minimum niveau dat we  met 90% van de leerlingen willen halen op zowel de leergebieden als de vakoverstijgende leergebieden.

De aanbod- en ambitielijn worden per vakgebied beschreven in een kwaliteitskaart, waarin de leerkracht per groep beschrijft welke leerlingen in welk arrangement zijn ingedeeld. Elke dag is er zogenaamde 'leerdoelentijd' opgenomen in het programma, op dit moment kunnen leerlingen werken aan onderdelen die nog extra aandacht behoeven of waarop verdieping mogelijk is. De invulling van de leerdoelentijd is ook beschreven in de kwaliteitskaart. Er zijn inhoudelijke werkgroepen geformeerd voor Technisch lezen, Begrijpend luisteren-lezen, Taal-Spelling, Rekenen & Sociaal-emotionele ontwikkeling. Binnen deze groepen hebben verschillende teamleden de ruimte om een bijdrage te leveren aan de schoolontwikkeling. De werkgroepen staan onder leiding van de 'kartrekkers' de kartrekkers zijn verantwoordelijk voor:

• Coördinator van de werkgroep
• Eerste aanspreekpunt bij vragen
• Kwaliteitskaart bijhouden/ onderhouden
• Afspraak bewaken van de kwaliteitskaart
• Data plannen voor de gehele werkgroep
• Klassenbezoek (op verzoek)
• Contact met IB wanneer de kartrekker vastloopt
• Terugkoppeling directie evaluatie en opstellen nieuwe doelen
  
  

2.1.2 Kerndoelen

Kerndoelen vormen, samen met de referentieniveaus voor taal en rekenen, de wettelijke kaders voor de kern van de onderwijsinhoud van het primair onderwijs. Kerndoelen laten op hoofdlijnen zien wat belangrijk wordt gevonden om kinderen mee te geven in het basisonderwijs. Het gaat om een globale beschrijving van belangrijke onderwijsinhouden. De inhoud is in de kerndoelen niet heel precies omschreven. Het geeft ons de mogelijkheid om zelf invulling te geven aan de inhoud van ons onderwijs. In de praktijk hebben veel scholen behoefte aan concretisering. Om scholen meer houvast te bieden, heeft SLO uitwerkingen gemaakt bij de kerndoelen. De huidige kerndoelen zijn sinds 2006 van kracht. Het zijn er 58 en ze bestrijken de leergebieden: Nederlands, Engelse taal, (Friese taal), rekenen/wiskunde, oriëntatie op jezelf en de wereld, kunstzinnige oriëntatie en bewegingsonderwijs. De kerndoelen voor elk leergebied worden voorafgegaan door een beschrijving van de karakteristiek van het leergebied. Een overzicht van de kerndoelen met karakteristieken vind je in het 'Kerndoelenboekje'. De kerndoelen staan ook overzichtelijk op de site Leerplan in Beeld geselecteerd per leergebied. SLO heeft in opdracht van het ministerie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) kort na de invoering van de kerndoelen in 2006 met TULE een voorbeeldmatige uitwerking gemaakt. TULE geeft per twee leerjaren voorbeelden van inhouden waaraan je kunt denken bij elk kerndoel. Deze vertaalslag van kerndoelen naar een voorbeeldmatige meer concrete uitwerking was nodig omdat de globale kerndoelen niet veel houvast geven. Maar ook TULE biedt scholen nog steeds veel ruimte voor eigen keuzes, prioriteiten en profilering van de school.

Voor het bieden van een beredeneerd, eigentijds en verantwoord onderwijsaanbod, hanteren wij verschillende methodes bij de verschillende vakgebieden. Alle methodes omvatten de kerndoelen. Hiermee garanderen wij tevens een doorgaande lijn m.b.t. de ontwikkeling van de kinderen op onze ambitie- en aanbodslijn. Wij kunnen het beredeneerde onderwijs garanderen door onze leerlingen goed te volgen, de behaalde resultaten te analyseren en door aanpassingen van de leerkracht op zijn/haar handelen. Bij de lessen Technisch lezen, Begrijpend lezen, Taal-Spelling & Rekenen wordt er altijd gewerkt op de drie arrangementen. Op deze manier kunnen wij onze leerlingen extra ondersteuning bieden en is er verrijking en/of verdieping . In de lessen wordt gewerkt volgens een vast lesmodel, dit bevat elementen van het GRIMM-model.

2.1.3 Basisvaardigheden: rekenen, taal, burgerschap en digitale geletterdheid

Onze school is een veilige haven waarin een kind samen met alle betrokkenen leert om oog te hebben voor zichzelf, voor de mensen die dichtbij staan en voor de mensen met een andere mening. Onze kinderen durven beslissingen te nemen en leren keuzes te maken die goed zijn voor hunzelf en bijdragen aan onze omgeving. Onze kinderen leren hun kansen te pakken om te groeien en het beste uit zichzelf te halen, zodat zij van waarde zijn voor onze wereld.

Leerlingen hebben voldoende basisvaardigheden nodig voor een goede aansluiting op het vervolgonderwijs en om later in de maatschappij goed te kunnen functioneren. Bovendien zijn deze basisvaardigheden nodig om kennis te vergaren bij alle andere vakgebieden.

Vanuit het strategisch beleidsplan streeft de RVKO er naar de kinderen te leren om belangen af te wegen, keuzes te maken en een eigen weg te gaan met als doel dat ze voor zichzelf én voor anderen kunnen en willen zorgen en een zinvolle bijdrage leveren aan de maatschappij. Binnen de RVKO zien we grote verschillen in de achtergrond en levensvisie van medewerkers, ouders en leerlingen. We werken vanuit verbondenheid met ruimte voor deze verschillen. Vanuit de missie en de visie van de RVKO, laten we onze identiteit tot uiting komen via zeven kernwaarden: verwondering, respect, verbondenheid, zorg, gerechtigheid, vertrouwen en hoop.

Een kind ontwikkelt zich tot burger, doordat:

• het zich verwondert over al wat leeft. Leert kijken met eerbied en geduld om zich heen.
• het de waardigheid van ieder mens leert te respecteren. En leert dat er vele achtergronden, meningen en wijsheden zijn om zich tot te verhouden.
• het zich verbonden voelt met zichzelf, de ander en God. Het leert dat tegenslagen erbij horen en verbondenheid kan versterken.
• het zorg draagt voor zijn omgeving. Het leert oog voor, oor naar en hart te hebben voor diegene die het nodig hebben.
• het zoekt naar gerechtigheid in een oneerlijke wereld en probeert recht te doen aan de problemen die op z'n pad komen.
• het kijkt met vertrouwen naar/in de harten van mensen. Het leert dat iedereen fouten maakt en probeert deze te vergeven.
• het hoopt. En vanuit deze goede hoop: verwondert, respecteert, verbindt, zorgt, doet recht aan en vertrouwt dit kind.

2.1.4 Referentieniveaus

Om te bepalen of leerlingen genoeg geleerd hebben, kijkt de Inspectie van het Onderwijs sinds schooljaar 2020-2021 welke referentieniveaus de leerlingen beheersen voor lezen, taalverzorging en rekenen. Hierbij wordt rekening gehouden met de leerlingpopulatie van de school: de schoolweging. Om een stabiel beeld te krijgen, baseert de Inspectie van het Onderwijs het oordeel over de basisvaardigheden (de standaard OR1: Resultaten) op de behaalde referentieniveaus op de eindtoets van de laatste drie schooljaren. Hierbij worden twee indicatoren onderscheiden, waarin de behaalde referentieniveaus voor lezen, taalverzorging en rekenen samengenomen worden:

1. Fundamenteel niveau 1F = Het percentage leerlingen dat aan het einde van het basisonderwijs het fundamentele niveau 1F haalt voor taal en rekenen. In principe zou elke leerling dit niveau aan het einde van de basisschool moeten beheersen. De signaleringswaarde van de Inspectie van het Onderwijs voor 1F is gelijk voor alle scholen, namelijk 85%.
2. Streefniveau 1S/2F = Het percentage leerlingen dat aan het einde van het basisonderwijs het hogere niveau (streefniveau) 1S voor rekenen en 2F voor taalverzorging en lezen haalt. Bij de introductie van de referentieniveaus stelde de commissie Meijerink de ambitie dat 65% van de leerlingen 1S/2F zou moeten kunnen halen. De signaleringswaarden van de Inspectie van het Onderwijs voor 1S/2F zijn afhankelijk van de schoolweging.

Onze ambitie is om onze kinderen om op het fundamentele niveau uit te laten stromen. Zie de bijgevoegde aanbod- en ambitielijn van de SBO Lucas van onze school, gekoppeld aan de referentieniveaus.

2.1.5 Bewegen

Vanaf schooljaar 2023-2024 zijn minstens twee lesuren bewegingsonderwijs verplicht op de basisschool (lesuren van 2 x 40 minuten of meer). De lesuren moeten plaatsvinden onder leiding van een vakleerkracht of een bevoegde groepsleerkracht. Groep 5 en 6 gaan een keer in de week schoolzwemmen. Hierdoor vervalt er een bewegingsmoment op school voor hen.

2.1.6 Jonge Kind

Visie Jonge Kind RVKO
‘Ik zie je, ik hoor je, ik waardeer je’
Het jonge kind wordt door de wereld om hem heen uitgedaagd tot één groot avontuur om zich breed te ontwikkelen. Een avontuur dat bestaat uit het ervaren van ogenschijnlijk kleine leermomenten, maar die de basis vormen voor het sociaal, emotioneel, cognitief, creatief, (senso)motorisch en persoonlijk functioneren op latere leeftijd.

We zien het als de taak van de professional om het van nature nieuwsgierige en snel verwonderde jonge kind te ondersteunen bij het aangaan van dit avontuur. Naast het zien en laten gebeuren van deze kleine leermomenten ligt de taak van de professional daarbij vooral in het creëren van een uitdagende, op de brede ontwikkeling gerichte speelleeromgeving.
Het doel: spelenderwijs tot zoveel mogelijk van dit soort kleine en grote leermomenten komen, die ervoor zorgen dat het jonge kind de wereld om hem heen steeds beter begrijpt en daar ook naar handelt.

Spel en bewegen zijn daarbij geen synoniem voor vrijheid-blijheid of een afwachtende houding; er is sprake van een ‘waarom’ achter het gekozen thema, beschikbare materiaal en de inrichting van de ruimte; oftewel  een beredeneerd aanbod op basis van het ontwikkelingsniveau van het kind en de groep. 

We zien de professional als de uitdager van het jonge kind om zich te ontwikkelen richting een volgende stap op de ontwikkelingslijn en vorderingen (resultaten) te laten maken die passen bij het jonge kind op dat moment.

2.2.1 Zorgstructuur

Op onze school wordt de zorg vormgegeven volgens een handelingsgerichte en cyclische aanpak. Voor elke leerling wordt een ontwikkelingsperspectief opgesteld. Hierin worden de onderwijsbehoeften en stimulerende/ belemmerende factoren en het aanbod beschreven. Vanuit het ontwikkelingsperspectief worden doelstellingen bepaald waarbij wij uitgaan van hoge verwachtingen. De leerkracht stemt op een systematische manier af of de leerling zich volgens deze aanbodslijn ontwikkelt en past de aanpak waar nodig aan. Door het werken vanuit een ontwikkelingsperspectief worden de mogelijkheden van de leerlingen beter benut. Door een ontwikkelingsperspectief is ook voor ouders inzichtelijk aan welke doelen gewerkt wordt. Twee keer per jaar wordt het OPP met ouders en kind besproken. Hierin wordt bekeken of de gestelde doelstellingen behaald zijn.

Extra ondersteuning

Wanneer de onderwijsbehoeften van een leerling het geboden arrangement overstijgen, wordt er incidenteel, in overleg met de IB’er, een handelingsplan opgesteld. Wanneer een individueel handelingsplan nodig is betreft dit veelal leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Beschreven wordt bijvoorbeeld een specifieke aanpak of specifieke additionele voorzieningen die alleen voor deze leerling gelden. In enkele gevallen zal er voor een leerling (didactisch of sociaal emotioneel) een individueel handelingsplan gemaakt worden met aparte tussendoelen en streefdata. Een handelingsplan kan betrekking hebben op de didactische ontwikkeling, het sociaal emotioneel functioneren of algeheel.

In ons Schoolondersteuningsprofiel (SOP) staat welke extra ondersteuning, eventueel met hulp van zorgpartners, de school kan bieden aan leerlingen. Ook staat hierin welke doelen de school heeft voor de toekomst.

2.2.2 Leerlingvolgsysteem

Leerling in Beeld

Hoe is een leerling gegroeid? Hoe staat de groep ervoor? Hoe is de groei op schoolniveau? Wij ontdekken het snel en eenvoudig met behulp van CITO-Leerling in beeld. In één oogopslag zien wij hoe het ervoor staat, zowel op cognitief gebied als sociaal-emotioneel en zien we de behaalde referentieniveaus. We leggen de focus bij de rapportages op groei. Leerling in beeld groeit letterlijk mee met de leerling en zet ieder kind centraal. In de nieuwe online omgeving van Leerling in beeld kun je plannen, afnemen en analyseren. Na afname vind je direct alle rapportages, op verschillende niveaus (leerling, groep en school). Alle gewenste informatie zien we telkens zo veel mogelijk in één overzicht gepresenteerd. In de bijlagen zijn voorbeeldrapportages weergegeven.

Parnassys

De leerlingadministratie is de ruggengraat van onze school. ParnasSys is ons leerlingadministratiesysteem. Alle informatie is in één systeem terug te vinden. In het onderwijs ben je al genoeg tijd kwijt aan administratie. Dit zorgt voor een toenemende werkdruk. ParnasSys ziet het als hun plicht om ons daarbij te helpen. Dit doen zij door het invoeren van informatie zo makkelijk mogelijk te maken. Daarna bundelen zij informatie en presenteren zij die zo overzichtelijk mogelijk. Op die manier hebben wij alle handvatten om goede analyses en concrete plannen te maken. In ParnasSys staan veel persoonsgegevens. Daarom staat privacy bij ParnasSys op één. Zo helpen zij scholen met allerlei tools om AVG-proof te werken. Dat gaat niet alleen om strenge wachtwoordeisen en tweestapsverificatie. Met groepsautorisatie borgen wij dat alleen de leerkrachten toegang krijgen tot de leerlingen van hun eigen groep in het betreffende schooljaar. Zelf zorgt ParnasSys ook voor een goede beveiliging van de systemen en zijn ISO 27001 gecertificeerd. ParnasSys wisselt eenvoudig informatie uit met BRON, OSO en het Verzuimregister. En daarom is ParnasSys ons informatiecentrum. Ook maken wij gebruik van de functie Ultimview van ParnasSys. Met Ultimview monitor je de onderwijskwaliteit op organisatie- en schoolniveau. Op deze manier hebben wij grip op de grote hoeveelheid onderwijsdata, zoals leerlingstromen, groepsgrootte, leeropbrengsten en leerlingprognoses.

2.2.3 Toetsen

Methode toetsen

In groep 1-2 wordt niet getoetst. De ontwikkeling van het kind wordt gevolgd middels het OVM. De doelen die hieruit voortkomen worden in het OPP beschreven. Vanaf groep 3 nemen wij de methode toetsen passend bij het aanbod af.

Niet-methode toetsen (CITO)

Vanaf groep 3 nemen wij de toetsen af van Cito- Leerling in Beeld. Hiermee krijgen wij een objectief beeld van waar onze kinderen staan in hun ontwikkeling. De resultaten worden beschreven in het OPP.

2.2.4 Passend onderwijs

Sinds 1 augustus 2014 is de wet passend onderwijs van kracht. Doel van de wet is dat alle kinderen een passende onderwijsplek krijgen. De essentie van het onderwijs blijft hetzelfde: iedere leerling uitdagen het beste uit zichzelf te halen. Het belang van de leerling staat centraal. Wanneer wij als school zorgen hebben over de ontwikkeling van een kind, waarbij meerdere disciplines betrokken zijn wordt er een OZO (Onderwijs Zorg Overleg) gepland. Bij dit overleg zijn alle betrokkenen (ouders, school, betrokken instanties, en eventueel de schoolcontactpersoon van PPO) aanwezig.

Als bij het evalueren van de onderwijsdoelen blijkt dat de doelstelling niet behaald wordt, zetten wij interventies in ten behoeve van de extra ondersteuning van het kind. Nadat dit een afgesproken periode is ingezet evalueren wij opnieuw samen met de ouders. Mocht het zo zijn dat de extra ondersteuning niet heeft gebracht waar wij op aanstuurden en kunnen wij niet voldoen aan de onderwijsbehoeften van het kind, dan worden wij als school handelingsverlegen. Wanneer wij als school handelingsverlegen zijn, gaan wij samen met ouders en het samenwerkingsverband op zoek naar een passende onderwijssetting.

2.3.1 Visie

Op onze school is er een veilige haven waarin een kind samen met alle Lucassers leert om oog te hebben voor zichzelf, voor de mensen die dichtbij staan en voor de mensen met een andere mening. Onze kinderen durven beslissingen te nemen en leren keuzes te maken die goed zijn voor mijzelf en bijdragen aan onze omgeving. Onze kinderen leren hun kansen te pakken om te groeien en het beste uit zichzelf te halen, zodat zij van waarde zijn voor onze wereld. Lucassers geloven in onze kinderen en zijn een rolmodel in hoe kinderen sterk in onze maatschappij staan. Vanuit vertrouwen stellen zij hoge verwachtingen. In hun handelen stralen zij rust uit en durven zij in te spelen op wat de kinderen sociaal-emotioneel en didactisch nodig hebben. Lucassers vergroten het bewustzijn van kinderen, zodat zij samen durven te onderzoeken wat een goede keuze is om tot groei te komen. Lucassers durven te experimenteren en zien samenwerken en onderlinge verschillen binnen het team als een kwaliteit, waarbij zij de koers voor ogen houden. Zij werken vanuit hun hart professioneel met elkaar. Lucassers zien ouders als partner: samen hebben zij de juiste intentie voor het kind. Zij zijn een rolmodel voor het kind in de onderlinge omgang met elkaar. Vanuit vertrouwen werken zij samen aan een passende groei van het kind, om zo een zinvol bestaan op te kunnen bouwen in onze wereld.

- Samen.Durven.Groeien -

2.3.2 Didactisch handelen

Wij werken vanaf het schooljaar 2023- 2024 volgens de convergente differentiatie. Alle leerlingen krijgen hierbij dezelfde doelen aangeboden volgens de aanbodslijn, echter de aanpak zal verschillen. Wij hanteren binnen ons aanbod drie aanpakken te weten basis, verdiepend en intensief. Leerlingen die de doelen behalen, krijgen de instructie compact aangeboden en werken hierna aan verdiepingsstof. Leerlingen die nog moeite hebben met het aanbod bieden wij meer van hetzelfde aan, soms met ondersteuning, om zo alsnog de doelen te behalen. Hiernaast zetten wij ook vanaf het schooljaar 2023-2024 de leerdoelentijd op het rooster. Door dit dagelijks terug te laten komen kan er op deze manier nog extra gewerkt worden aan de leerdoelen en wij verwachten dat dit zeer effectief zal zijn. Vanuit wetenschappelijk onderzoek is bekend dat dit de beste manier is van differentiëren voor leerlingen uit de basis en de intensieve aanpak.

Door het werken met convergente differentiatie houden wij het didactisch aanbod overzichtelijk en is het voor de leerkracht beter te organiseren. Wij verwachten dat de kwaliteit van onze instructie omhoog gaat.

Om de onderwijskwaliteit verder te verbeteren hebben wij een didactisch coach op school. Zij ondersteunt en coacht de leerkrachten op didactisch gebied. Ook ondersteunt zij bij vragen over het onderwijsaanbod. Het aanbod per vakgebied staat omschreven in kwaliteitskaarten. Hierin zijn de aanbods- en ambitielijn opgenomen. De leerkracht beschrijft per groep welke leerlingen in welke aanpak zijn ingedeeld. De invulling van de leerdoelentijd staat ook beschreven in de kwaliteitskaart.

Er zijn inhoudelijke werkgroepen geformeerd, waarbij het eerste halfjaar van 2023- 2024 de focus zal liggen op technisch lezen. Het tweede halfjaar zullen wij ons op een nader te bepalen vakgebied gaan richten. Elke werkgroep heeft een ‘kartrekker’. Dit is het aanspreekpunt en de verantwoordelijke van de werkgroep. Regelmatig zullen er overleggen plaatsvinden tussen de directie en de kartrekkers. Ook zal Aumac Onderwijsadvies hierbij aansluiten, daar zij ons begeleiden in het verbeteren van ons onderwijsaanbod.

Om kritisch naar ons eigen onderwijsaanbod te blijven kijken, zullen wij videoconsultaties inzetten. Door middel van deze consultaties kunnen wij onze gegeven instructies en leerkrachtvaardigheden analyseren, evalueren en bijstellen waar nodig.

Naast een solide aanbod op de basisvaardigheden bieden wij ook onderwijs waarbij onze kinderen leren en zich ontwikkelen door te doen. Deze lessen worden verzorgd door Vakmanstad, Bouwkeet en Kinderatelier Punt 5.

Wij hanteren verschillende methodes voor de verschillende vakgebieden om zo tot een beredeneerd, actueel en weloverwogen onderwijsaanbod te komen. Alle methodes omvatten de kerndoelen. Zodoende doorlopen al onze kinderen een doorgaande lijn op onze aanbods- en ambitielijn. Wij hanteren verschillende methodes voor de verschillende vakgebieden om zo tot een beredeneerd, actueel en weloverwogen onderwijsaanbod te komen. Alle methodes omvatten de kerndoelen. Zodoende doorlopen al onze kinderen een doorgaande lijn op onze aanbods- en ambitielijn. Wij verwachten door de convergente werkwijze in ons onderwijsaanbod dat er op termijn een verbetering zichtbaar zal zijn in de gestelde resultaten.

Voor het onderwijs zijn verschillende modellen ontwikkeld waarin de rol van de leerkracht ten opzichte van de leerling beschreven wordt. De organisatiemodellen zijn in grote lijnen in twee groepen te verdelen: modellen waarin de leerkrachten een sturende rol hebben, en modellen waarin de leerling zelf meer aan zet is. Interactieve gedifferentieerde directe instructiemodel plus jonge kind (IGDI+) is een organisatiemodel dat leerkrachten ondersteunt bij het realiseren van een gedifferentieerde instructie en begeleiding. Dit model is doelgericht en gaat uit van convergente differentiatie (alle leerlingen bereiken de lesdoelen). Kinderen starten met een korte gezamenlijke activiteit en krijgen vervolgens op eigen niveau instructie, waarbij er steeds aangesloten wordt op het niveau waarop het kind zich op dat moment bevindt. Afhankelijk van dit niveau krijgen ze meer/verdiepende uitleg, uitdagende problemen,  instructietijd en passende verwerkingen. Wij gebruiken hiervoor het GRRIM model.

GRRIM:  Het Gradual Release of Responsibility Instruction Model (GRRIM) beschrijft het principe waarbij de verantwoordelijkheid voor de instructie geleidelijk aan verschuift van de leerkracht naar de leerling. De leerkracht introduceert en demonstreert de vaardigheid (ik-fase), waarna de leerlingen de vaardigheid met begeleiding van de leerkracht oefenen (wij-fase). Vervolgens passen de leerlingen de vaardigheid eerst samen (jullie-fase) en ten slotte zelfstandig toe (jij-fase). GRRIM is een variant van IGDI+ en het wordt gebruikt bij het leren van complexe vaardigheden, bijvoorbeeld bij begrijpend luisteren, woorden leren en toepassen en rekenconflicten. 

Voorbeeld(en)

GRRIM wij fase = samen denken:
Voorbeeld taal:
De leerkracht leest: ‘Toen beer op een morgen een wandeling maakte, zag hij bij het meer drie eieren liggen. Hij keek om zich heen. Er was niemand te zien ‘Hallo’, riep hij luid. ‘van wie zijn die eieren?’. Hij wachtte en wachtte, Er kwam geen antwoord.’ (Dat komt er nou van D&I Schubert). De leerkracht stimuleert vervolgens de inbreng van kinderen, bijvoorbeeld met deze vragen: ‘Van wie zijn deze eieren,? Wat denk je? Waaraan kun je dat zien? Hoe weet je dat?

Voorbeeld rekenconflict:
Juf heeft zeven kisten. Iedere kist is gevuld met allerlei materialen. In de een zit meer  dan in de andere. Als alle kisten dicht zijn gemaakt, wil juf weten in welke kist het meeste zit. Maar welke kist is dat? Probleem!” Hoe kan juf goed onthouden hoeveel schatten er in welke kist zitten? Verschillende oplossingen worden geopperd: tekeningen maken, sterretjes of cirkeltjes tekenen of het aantal schatten op de kist schrijven met een cijfer. De leerkracht stelt vragen, laat kinderen samen tot oplossingen komen en vat mogelijke oplossingen samen.

2.3.3 Pedagogisch klimaat

Het sociaal-emotionele welbevinden van de leerlingen heeft veel invloed op hun totale functioneren. Onze school besteedt daarom structureel en systematisch aandacht aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen door middel van PAD. We doen dit zodat onze kinderen beslissingen durven te nemen en leren keuzes te maken die goed zijn voor zichzelf en bijdragen aan onze omgeving. Onze kinderen leren hun kansen te pakken om te groeien en het beste uit zichzelf te halen, zodat zij van waarde zijn voor onze wereld.

Om de sociaal- emotionele ontwikkeling en de sociale veiligheid in kaart te brengen, nemen wij, in de groepen 3 t/m 8, twee keer per schooljaar de Cito- Leerling in Beeld vragenlijst af. De leerkrachten vullen deze vragenlijsten ook in. Leerkrachten geloven in de kinderen en zijn een rolmodel in hoe kinderen sterk in onze maatschappij staan. Vanuit vertrouwen stellen zij hoge verwachtingen. In hun handelen stralen zij rust uit en durven zij in te spelen op wat de kinderen sociaal-emotioneel en didactisch nodig hebben. De leerkrachten vergroten het bewustzijn van kinderen, zodat zij samen durven te onderzoeken wat een goede keuze is om tot groei te komen. Sommige kinderen hebben behoefte aan extra ondersteuning op sociaal- emotioneel gebied. Met alle betrokkenen wordt er een plan opgesteld om structureel gebruik te maken van het bijkombos of de stilte plek. Het doel van de bijkombossen/ de stilte plekken is in eerste instantie leerlingen ondersteunen in emotie regulatie. Verder kunnen leerling uiteindelijk zelfstandig van de klas naar de gang en terug.

Doelstelling bijkombos en stilte plek:
- Leerlingen kunnen hun gevoel herkennen;
- Leerlingen kunnen zelfstandig aangeven waar zij behoefte hebben aan rust;
- Leerlingen kunnen op de plek zich zelfstandig reguleren;
- Leerlingen kunnen zelfstandige terug naar de klas en deelnemen aan het dagprogramma.

Binnen de school zijn er afspraken over de omgang met elkaar, het schoolgebouw en de materialen. Hierin spelen de leerkrachten een rolmodel. Binnen de klassen gelden er klassenafspraken die in het verlengde van de schoolafspraken liggen. Wij streven naar een prettig en veilig pedagogisch klimaat. Om dit te bewerkstellingen hebben wij een gedragsprotocol. Hierin worden duidelijke kaders gesteld die hierbij helpend zijn, zowel voor leerlingen, ouders en leerkrachten. De school zien ouders als partner: samen hebben zij de juiste intentie voor het kind. Zij zijn een rolmodel voor het kind in de onderlinge omgang met elkaar. Vanuit vertrouwen werken zij samen aan een passende groei van het kind, om zo een zinvol bestaan op te kunnen bouwen in onze wereld.

2.3.4 Veiligheid

Veiligheidsbeleid
De naam van het aanspreekpunt pesten op onze school is: Olette Hamer en Razia Nazier

De naam van de coördinator anti-pestbeleid is: Olette Hamer.

Monitor sociale veiligheid
De naam van het instrument dat we gebruiken om de veiligheid te monitoren is: Sociaal emotioneel functioneren (CITO)

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling 
De scholen van de RVKO werken volgens de vijf stappen van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. In de meldcode staat wie wanneer welke stappen zet bij een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling. Bij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling geeft de school ook een signaal af in de verwijsindex (SISA). Elke school heeft een getrainde aandachtsfunctionaris huiselijk geweld en kindermishandeling, die extra deskundigheid heeft op dit gebied, het thema terugkerend onder de aandacht brengt bij het schoolteam en als klankbord en ondersteuner fungeert voor collega’s. Van leerkrachten wordt verwacht dat ze signaleren, dat zij deze signalen en ontwikkelingen waarover ze bezorgd zijn vastleggen en dat ze dit tijdig delen met de aandachtsfunctionaris binnen de school. Voor meer informatie over het werken met de meldcode verwijzen we naar het ‘plan van aandacht & protocol meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling’ van de RVKO.

Op onze school is de volgende persoon aandachtsfunctionaris huiselijk geweld en kindermishandeling: Mariana Hanson.

Leerlingen hebben recht op voldoende uren onderwijs (onderwijstijd). Daarom heeft de Rijksoverheid vastgesteld hoeveel uur onderwijs leerlingen moeten (kunnen) volgen. Er zijn wettelijke normen voor onderwijstijd voor het basisonderwijs. Een kind op de basisschool moet het volgende aantal uren onderwijs krijgen: 

• de eerste 4 schooljaren (onderbouw): minimaal 3.520 uur;
• de laatste 4 schooljaren (bovenbouw): 3.760 uur.

Er is geen wettelijk maximum aan het aantal uren onderwijs per dag. Een kind op een speciale basisschool krijgt hetzelfde aantal uren onderwijs als in het gewone basisonderwijs. Per schooljaar bieden wij de leerlingen 940 uur onderwijstijd aan. Deze worden verdeeld over 40 schoolweken van 5 dagen. De schooltijden zijn van 08.45 uur tot 14.00 uur. Aan de hand van deze tijden is er een lestabel opgesteld voor de leerkrachten. In dit overzicht zien de leerkrachten hoeveel tijd zij in een week moeten verdelen per vakgebied in hun jaargroep. Zo bewaken wij de effectiviteit van de onderwijstijd van onze kinderen.

2.5.1 Doorstroomtoets

Leerlingen uit groep 8 van de basisschool maken vanaf schooljaar 2023-2024 in februari een doorstroomtoets. Wij gebruiken hiervoor Cito Leerling in Beeld. Voor eind maart zal er een week plaatsvinden waarin kinderen zich aan kunnen melden bij een middelbare school. De leerlingen maken hierdoor evenveel kans op een plek op de school van hun voorkeur passend bij hun schooladvies. 

2.5.2 Advisering en bijstelling advies 

Eind groep 6 krijgen de leerlingen een eerste advies. Dit is een voorlopig advies en mogelijk een dubbel advies. Dit kan bijgesteld worden afhankelijk van de groei. In groep 7 volgt er opnieuw een voorlopig advies. Ook vindt er een psychodiagnostisch onderzoek plaats. In begin groep 8 vindt de afname van de Cito toetsen plaats, hierna volgt er in januari opnieuw een voorlopig advies. In februari worden de doorstroomtoetsen afgenomen. Na afname van de doorstroomtoetsen volgt het definitieve advies. Het advies is gebaseerd op de resultaten van de afgelopen schooljaren, het psychodiagnostisch onderzoek en de kindkenmerken. Het advies voor het vervolgonderwijs wordt zorgvuldig samengesteld. 

2.5.3 Overgang PO-VO

Om de overgang van het Primair Onderwijs naar het Voortgezet Onderwijs zo soepel mogelijk te laten verlopen, organiseren wij een informatie avond waarbij meerdere VO scholen informatie verstrekken aan onze kinderen en ouders. Ook gaan wij op scholenbezoek bij meerdere scholen, zodat de kinderen een beeld krijgen van een VO school. De Intern Begeleider heeft nauw contact met de VO scholen waar de kinderen naartoe uitstromen. Zodoende weten wij of het advies passend is geweest en of wij onze kinderen voldoende voorbereid hebben op het VO. 

Voor de plaatsing van de kinderen volgen wij de richtlijnen van Koers VO.

De schooljaren 2019-2023 zijn wisselend geweest. Een van de factoren was COVID. Dit had gevolgen op ons onderwijskundig beleid. Daarnaast was er een groot verloop van personeel. Er waren een aantal onderwerpen die onze aandacht kregen. Over deze onderwerpen is de analyse geschreven.

Verhogen van de opbrengsten van begrijpend lezen
In de periode van 2019-2023 wilden wij onze begrijpend luister- en leesonderwijs een impuls geven door teamscholing van het CED en daarbij stonden de nieuwe inzichten centraal. Er was een start gemaakt met het geven van een impuls aan het begrijpend leesonderwijs binnen de school. Er was een teamscholing gevolgd en er hebben klassenconsultaties plaatsgevonden door onze Interne Begeleiders. Het schooljaar 2020-2021 werd er aandacht besteed aan de implementatie van het begrijpend leesonderwijs als vak op zich binnen de school en aan de implementatie van begrijpend lezen binnen andere vakken, zoals wereldoriëntatie. Het inplannen van klassenconsultaties door IB en intercollegiale consultatie werden vormgegeven. Daarnaast werd er nog nagedacht of er een vervolg moest worden gegeven aan het begeleiding-/ scholingsstraject van het CED. In de periode van 2021-2023 is hier geen vervolg aan gegeven. 

Het integreren van de nieuwe methode Estafette 3
De methode was geïntegreerd in de school in 2019-2020. De jaren hierna was er aandacht voor het evalueren van de resultaten. De opbrengsten hebben nog niet de gewenste ambities bereikt. In 2022-2023 is besloten om niet langer door te gaan met Estafette. Hiervoor in de plaats gaan wij een onderwijsverbeteringstraject aan met de onderwijsorganisatie Aumac. In het schooljaar 2023-2024 zullen wij de leesmethodiek List inzetten om onze gestelde ambities te behalen.

Het planmatiger werken aan sociaal-emotionele ontwikkeling met ZIEN! als observatie instrument en PAD als onderwijsmethode
Alle leerkrachten en leerlingen moesten de vragenlijsten van ZIEN! in gaan vullen. De ambitie was om met deze gegevens de onderwijsbehoeften en doelen op pedagogisch gebied te gaan formuleren, bijvoorbeeld twee doelen per groep. Vervolgens kunnen deze doelen worden gekoppeld aan de PAD-lessen.  Binnen de werkgroep werd bekeken of een groepsplan-gedrag het passende middel is om deze doelen helder te maken. ZIEN! wordt nu twee maal per jaar door leerkrachten en leerlingen ingevuld.  De analyse wordt soms ook al ook gebruikt om groepsdoelen te formuleren en het lesaanbod hier op af te stemmen. Een algemene uitgevoerde werkwijze is nog niet zichtbaar in de school. Een eerste studiedag met de HU heeft plaatsgevonden om de vernieuwde methode PAD te herintroduceren. In 2021-2022 vond een tweede studiedag plaats over dit onderwerp. In 2022-2023 is er besloten om met CITO-Leerling in Beeld in de start 2023-2024 aan de slag te gaan. In Leerling in Beeld is ook de functie Sociaal Emotioneel functioneren aanwezig. Leerling in Beeld zal ZIEN! gaan overnemen vanaf het schooljaar 2023-2024.

Kruizenbeleid naar Gedragsprotocol
Van 2019-2022 werd er op de Lucasschool gewerkt met een 'kruizenbeleid'. Bij grensoverschrijdend gedrag kreeg een leerling een kruis. Bij ieder kruis behoorde de nodige consequenties en stappen die werden ondernomen door het personeel. In schooljaar 2022-2023 is er door de werkgroep Sociaal-Emotioneel een beleid geschreven rondom het gedragsprotocol. Daarbij hoort een placemat die leidend is geworden voor het werken met grensoverschrijdend gedrag van het kind. Het doel van het protocol is om het kind weer terug te brengen in een werkbare mindset en situatie. 

Visieontwikkeling 
In schooljaar 2022-2023 is er een visie ontwikkeld (Samen.Durven.Groeien.). Deze visie zal zich wel nog verder moeten ontwikkelen in het omzetten van gedrag in de komende jaren. Daarnaast vraagt de visie ook de nodige borging. In de schooljaren vanaf 2019-2022 was dit een van de aandachtspunten.