‘Leren voor, over en in het leven zelf’
Vanuit de ankerwaarden vertrouwen en verbinden is er ruime aandacht voor het pedagogische klimaat binnen Aves. Met veiligheid als randvoorwaarde, wordt het samen met en van elkaar leren tussen leerlingen, ouders en medewerkers gestimuleerd. Dit is vastgelegd in het kwaliteitsbeleid (zie Kwaliteitsbeleid 6.1.8), het jaarplan Passend onderwijs en het protocol Meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld (zie Protocol Meldcode 6.1.4. en Protocollen sociale en fysieke veiligheid 2.5).
Ad 1.
Ad 2.
Kindcentrum St. Joseph heeft een eigen onderwijskundig en pedagogisch beleid. Dit past binnen het onderwijskundig en veiligheidsbeleid van Aves. We hebben een eigen veiligheidsplan en een heldere omschrijving van het pedagogisch klimaat. Ook werken we vanuit gezamenlijke teamafspraken rond het bevorderen van sociaal-emotionele ontwikkeling en burgerschap. Hierbij volgen we de ontwikkeling van de kinderen met het leerlingvolgsysteem. Ook nemen we ieder jaar de Sociale Veiligheidsmonitor af. Aan de hand van deze opbrengsten en data worden in het veiligheidsplan zo nodig verbeteracties opgenomen en krijgen kinderen de begeleiding naar behoefte. Alle medewerkers kennen de stappen van de meldcode. Ons kindcentrum houdt zich aan de wettelijk vastgestelde uitgangspunten en doelstellingen van het primair onderwijs en opvang. Wél geven wij hier op onze eigen manier betekenis aan.
Voor ons pedagogisch en didactisch handelen is de basis het concept Ervaringsgericht Onderwijs.
Kies je ergens zelf voor? Dan is je motivatie groter dan wanneer je iets opgedragen wordt. Daarom laten we veel initiatief bij de kinderen. Hun betrokkenheid wordt daardoor groter. Ze werken geconcentreerder, met meer interesse. En ze leren hun kennis toe te passen in verschillende situaties. Dit proces gaat niet vanzelf. De juiste condities worden geschapen door de volgende pijler.
Wij zorgen voor een leeromgeving vol uitdagende activiteiten en materialen. Hierdoor wordt de interesse van kinderen gewekt en behouden. Vanuit nieuwsgierigheid worden ze leergierig. Er is ruimte voor ondernemingsdrang en talent. In de praktijk ziet dat er als volgt uit: spelende kinderen in hoeken, op het plein, die werken vanuit thema’s en in projecten. Er zijn verschillende vormen van samenwerking: binnen de groep, met een parallelgroep, door het hele kindcentrum. Dit vraagt van kinderen een bepaalde mate van zelfstandigheid, zelfredzaamheid en zelfsturing. De medewerker begeleidt en stimuleert dit gedrag via de derde pijler.
Hierbij is het van groot belang dat de medewerker een goede band opbouwt met de kinderen. Door met ze in gesprek te gaan en naar ze te luisteren. Doordat de leerkracht of medewerker zich echt weet te verplaatsen in de leerling, voelt het kind zich veilig en begrepen. Weet een medewerker wat een kind denkt en beweegt? Dan kan het het kind beter begeleiden.
Om dit vorm te geven hanteren we verschillende modellen van CEGO en Tweemonds:
Benieuwd hoe dat eruit ziet binnen ons Kindcentrum St. Joseph?
Ons kindcentrum is een plek voor onderwijs, opvoeding, ontwikkeling en ontmoeting. Hiervoor gebruiken de overkoepelende term: educatie.
Binnen educatie zijn 5 pijlers herkenbaar. Deze pijlers geven ons houvast bij het maken van pedagogische en didactische keuzes.
Pijler 1: Rijke leeromgeving. Deze pijler is didactisch en pedagogisch. En omvat de elementen leren, leven, later. | |
---|---|
Waarom, hoe, wat | Toelichting |
Ik-zin (namens het kind) |
Ik krijg zin om te spelen en leren zodra ik het kindcentrum binnenkom. |
Waarom, hoe, wat | Toelichting |
---|---|
Wij-zin (namens ons team) |
Wij zorgen voor een betekenisvolle en uitdagende plek voor onderwijs, ontwikkeling en ontmoeting. |
Waarom, hoe, wat | Toelichting |
---|---|
Ambitie |
De omgeving in ons kindcentrum nodigt uit om te spelen, te leren en te onderzoeken. De leeromgeving is ook een ‘leerkrácht’. Wij hebben er alle vertrouwen in dat een kind zich altijd volop aan het ontwikkelen is. Maar ontwikkelen is ook dat je weet dat je jezelf soms mag terugtrekken. Binnen ons kindcentrum is plek voor inspannende en ontspannende activiteiten. De medewerkers hebben aandacht voor de leeromgeving en passen deze regelmatig aan zodat het van betekenis is voor kinderen. Maar ook de natuurrijke omgeving buiten school doet mee, zoals uitstapjes en gastlessen. |
Pijler 2: Zicht op ontwikkeling. Deze pijler is didactisch en pedagogisch. En omvat de elementen leren, leven, later. | |
---|---|
Waarom, hoe, wat | Toelichting |
Ik-zin (namens het kind) |
Ik weet wat ik kan en wat ik nog wil ontwikkelen. |
Waarom, hoe, wat | Toelichting |
---|---|
Wij-zin (namens ons team) |
Wij geven je ruimte voor jouw hele ontwikkeling. |
Waarom, hoe, wat | Toelichting |
---|---|
Ambitie |
Onze kinderen weten wat ze kunnen en wat hun talenten zijn. De ontwikkeling en groei die zij doormaken kunnen ze met trots laten zien en verwoorden. Ons kindcentrum is de plek waar ze hun talenten kunnen ontdekken, benutten en ontwikkelen. Wij kennen de kinderen en hebben zicht op hun hele ontwikkeling. Vanaf dat zij binnenkomen totdat zij ons kindcentrum verlaten. Wij zien wat kinderen kunnen en inspireren hen zich verder of anders te ontwikkelen. De medewerkers vertrouwen in de groeikracht van kinderen. |
Pijler 3: Spelen en onderzoeken. Deze pijler is didactisch en pedagogisch. En omvat de elementen leren, leven, later. | |
---|---|
Waarom, hoe, wat | Toelichting |
Ik-zin (namens het kind) |
Ik mag op onderzoek uitgaan. |
Waarom, hoe, wat | Toelichting |
---|---|
Wij-zin (namens ons team) |
Wij weten dat spelen en ontdekken eigenlijk leren is. |
Waarom, hoe, wat | Toelichting |
---|---|
Ambitie |
Onze kinderen mogen buiten en binnen met elkaar spelen en onderzoeken. Ons kindcentrum is de plek om ieder zijn of haar talenten te laten ontwikkelen. De medewerkers begeleiden en helpen de kinderen daarmee. Het team werkt samen. Coachend en groepsdoorbrekend. |
Pijler 4: Pedagogisch tact. Deze pijler is pedagogisch. En omvat de elementen, leren, leven, later. | |
---|---|
Waarom, hoe, wat | Toelichting |
Ik-zin (namens het kind) |
Ik word gezien en begrepen. |
Waarom, hoe, wat | Toelichting |
---|---|
Wij-zin (namens ons team) |
Wij werken vanuit vertrouwen. |
Waarom, hoe, wat | Toelichting |
---|---|
Ambitie |
Een liefdevolle plek waar we omzien naar elkaar. Kinderen voelen dat ze goed zijn zoals ze zijn. Zij krijgen immers het vertrouwen van alle medewerkers. Binnen ons kindcentrum sta je er nooit alleen voor. Kinderen leren dat zij bij een groep horen, dat zij onderdeel zijn van een groter geheel. Daarom zien zij naar de ander om. Als je jezelf veilig voelt, kun je ook anderen helpen. |
Pijler 5: Basisvaardigheden. Deze pijler is didactisch. En omvat de elementen leren, leven, later. | |
---|---|
Waarom, hoe, wat | Toelichting |
Ik-zin (namens het kind) |
Ik leer voor het leven. |
Waarom, hoe, wat | Toelichting |
---|---|
Wij-zin (namens ons team) |
Wij geven je alle gereedschap mee voor nu en later. |
Waarom, hoe, wat | Toelichting |
---|---|
Ambitie |
Kinderen leren binnen ons kindcentrum voor nu en voor later. Daarmee verkennen zij de wereld, ze zetten stappen. Ze kunnen zelfstandig toepassen wat zij bij ons geleerd hebben. Als dat lukt, wordt leren ook steeds leuker. Je weet waarvoor je het doet. Dat noemen wij leren met hoofd, hart en handen. Kinderen leren de wereld steeds beter kennen en begrijpen. Zo worden ze ‘zelfredzaam’. |
Dit is de basis. We maken geen onderscheid in een groeps- en schoolklimaat. We streven naar hetzelfde pedagogisch klimaat binnen ons kindcentrum. Dus binnen onderwijs en opvang. Een van onze kernwaarden is verbinden. Deze verbondenheid is ook in het pedagogisch klimaat een belangrijk element. Verbinding betekent dat iedereen erbij mag horen. We sluiten niemand buiten. Sámen zijn wij één kindcentrum.
'Op het goede moment de juiste dingen doen. Oók in de ogen van het kind'. We gaan uit van de drie basisbehoeften van een kind: relatie (ik hoor erbij), competentie (ik kan het), autonomie (ik kan het zelf). Dit vraagt van de medewerker pedagogisch tact: met hoofd, handen en hart weten en aanvoelen wat een kind nodig heeft en hiernaar handelen. De ervaringsgerichte dialoog is belangrijk voor een goede relatie met het kind. Dat vraagt van de medewerkers aanvaarding, echtheid en empathie. Door een empatische houding van de meester of juf voelen kinderen zich begrepen. Hierdoor kan de medewerker hen beter begeleiden. Ook raken we kinderen bewust aan. Een goede aanraking werkt relatie-bevorderend, is écht en afgestemd met aandacht. Een goede aanraking is gepast en gewenst. Het bevestigt het kind in zijn zíjn. ‘Ik word gezien. Ik mag er zíjn'. Wanneer er écht pedagogisch contact is, dan is er verbinding.
Bron: Nivoz
De kinderen, ouders en de medewerkers van het kindcentrum vormen samen een drie-eenheid. Zeker wanneer een kind het niet goed maakt. Dan nog meer, is het belangrijk dat er een goede afstemming is tussen ons kindcentrum en thuis. Het kind heeft de ondersteuning van volwassenen nodig om het gewenste gedrag te leren kennen en te laten zien. Dit vraagt van ons dat we zélf het gedrag voorleven en kinderen ondersteunen in hun gedrag. Dit betekent ook dat we elkaar als volwassenen hier op kunnen wijzen. We gaan respectvol met elkaar om. Kinderen, ouders en ons team zijn partners in dit geval. We spreken van een pedagogisch bondgenootschap.
We gaan uit van een positieve houding. We geloven in het goede van elkaar en we willen goed omgaan met elkaar. We gaan uit van vertrouwen. Hierin hebben we als medewerkers en ouders een voorbeeld naar onze kinderen. Zo werken we aan saamhorigheid, respect en vertrouwen. Dit doen we onder andere door kennismakingsspelletjes, yoga, onderlinge kindermassage en veel groepsdoorbrekende activiteiten. We kennen elkaar. En waarderen elkaar. De eerste weken van het schooljaar (‘de gouden weken’) besteden we hier extra veel aandacht aan. Wordt het ‘goed omgaan met elkaar’ verstoord? Dan gaan we met elkaar in gesprek om te zorgen dat de balans weer wordt hersteld. Zijn er signalen van pesten? Dan handelen we volgens ons Anti-pestprotocol.
Laat een kind lange tijd grensoverschrijdend gedrag zien? Dan doen we een ervaringsreconstructie. Wat maakt dat dit kind dit gedrag uit? Wat speelt zich aan de binnenkant van het kind af? Dit is moeilijk te vangen in een protocol. We hanteren de regel: 1 keer is toeval. 2 keer is opvallend. 3 keer is een patroon. Afhankelijk van de impact van het gedrag kunnen we overgaan tot schorsing en/of verwijdering. Hiervoor hanteren we het protocol Schorsing en/of verwijdering van Aves. Maar we hebben de intentie er alles aan doen om te voorkomen dat dit nodig is.
Onderstaande documenten ondersteunen ons pedagogisch klimaat:
De sociale veiligheid monitoren we met de Sociale Veiligheidsmonitor. De coördinatie van het anti-pestbeleid is beschreven in het Anti-pestprotocol.
Het is bekende taal binnen ons kindcentrum. ‘Geïntegreerd en betekenisvol’ en ‘perspectief nemen’. Want worden kennis en vaardigheden geïntegreerd, in samenhang, aangeboden? Dan krijgt het pas betekenis voor kinderen. Dan is leren logisch. Gert Biesta noemt kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming als drie doeldomeinen van onderwijs. Het werken en denken vanuit perspectieven maakt dat deze drie doeldomeinen geïntegreerd en dus betekenisvol worden voor kinderen. Eigenlijk zeggen we hiermee: kinderen leren geen ‘geschiedenis’. Maar ze leren historisch te denken. In samenhang. Ze leren dat gebeurtenissen een oorsprong hebben in de tijd. Kennis is dus een samenhangend geheel. En dat geldt ook voor socialisatie en persoonsvorming. Vanuit het denken in perspectieven leren kinderen zich te verhouden tot zichzelf, de ander en de wereld. Bovendien leren kinderen om hun eigen perspectief af en toe los te laten en zich te verplaatsen in het perspectief van de ander. Dit is een belangrijke voorwaarde om telkens weer in gesprek te gaan met anderen. In verbinding te blijven. Hoe verschillend de standpunten ook lijken te zijn. Perspectieven bieden kinderen zicht op wat er allemaal mogelijk is. Pas binnen deze kaders ontdekken kinderen echt wat ze belangrijk vinden. Wat ze interessant vinden en goed kunnen. Wat ze willen leren. Hoe ze hun eigen leven willen vormgeven. Hoe ze met anderen willen omgaan. En hoe en aan welke samenleving ze een bijdrage willen leveren.
Leerstof bieden we daarom zoveel mogelijk geïntegreerd aan binnen betekenisvolle thema’s. Voor spelling en rekenen hebben we gekozen om daar als basis de methode voor te gebruiken. De methode is de basis en daarnaast doen we allerlei activiteiten om het leren te versterken. Denk aan bewegend leren. Kan zo’n les buiten? Graag! Is het mogelijk om deze vakgebieden mee te nemen in thema’s? Dan doen we dat! Waarom? Omdat het dan meer betekenis heeft. We spreken van verschillende kennisniveaus die oplopen in moeilijkheidsgraad om het beheersingsniveau van kinderen te duiden. De taxonomie van Bloom onderscheidt zes niveaus, die oplopen in complexiteit.
Bron: WIj-leren
Het is een handig hulpmiddel bij het formuleren van leerdoelen en het vaststellen van het beheersingsniveau. Door de taxonomie kun je bepalen welk eindgedrag je wilt bereiken. Moet het kind kennis kunnen reproduceren of kunnen toepassen? Wil je leren analyseren of creëren? Als je dat helder hebt, dan kun je bepalen welke vragen je moet stellen en welke opdrachten je moet geven om dat te bereiken.
De referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen schrijven voor wat leerlingen moeten kennen en kunnen op het gebied van taal en rekenen. De referentieniveaus gelden voor het basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Al deze niveaus samen noem je het referentiekader. Het referentiekader bestaat uit fundamentele niveaus en streefniveaus. Het fundamentele niveau (1F-niveau) is de basis die zo veel mogelijk kinderen moeten beheersen. Het streefniveau (1S-niveau) heeft iedereen uiteindelijk nodig om in de maatschappij mee te kunnen doen. Voor kinderen in het basisonderwijs geldt het volgende eindniveau: rekenen 1F en 1S en taal 1F en 2F.
Bron: Wij-leren.nl
>1S (1-score) | 20 % |
1S/2F ((1-2-3-score) | 62 % |
1F (1-2-3-4-score) | 90 % |
Ons basisaanbod is gericht op 1S en 2F. Waarbij we natuurlijk volop differentiëren. Er zijn nl. ook kinderen voor wie 1F (nog) niet haalbaar is. Zij zullen 1F waarschijnlijk in het begin van de middelbare school beheersen. Voor deze leerlingen maken we een passende leerroute die wordt beschreven in een ontwikkelingsperspectief. Voor alle leerlijnen hanteren we het boek 'Leerlijn voor het basisonderwijs' van NieuwLeren, met de doelen voor alle vakgebieden. Wij streven ernaar dat kinderen meer kunnen dan alleen kennis toepassen. Dat ze ook in staat zijn nieuwe ideeën en oplossingen te creëren. We hebben daarbij hoge, reële verwachtingen van alle kinderen.
Zijn we tegen methodes? Nee hoor. Wanneer ze goed doordacht zijn kunnen ze als basis dienen. Omdat we geloven in de kracht van betekenisvol, levensecht leren, doen wij het op een manier die meer aansluit bij hoe kinderen leren en zich ontwikkelen. Waarbij we zeggen 'de leerkracht is het instrument'. Op het moment dat we leerstof voor de kinderen zelf ontwerpen, wordt de lesstof ontwikkelstof. Door de intensieve voorbereiding verbindt de leerkracht zich diepgaand met de lesstof. Vanuit deze verbondenheid zal de lesinhoud veel levendiger en overtuigender bij de kinderen aankomen. Dit is dus meer dan een 'lesje draaien' uit een methode. De methode kan wel als bron dienen voor het werken vanuit de leerlijnen die we hebben opgesteld voor de verschillende vakgebieden op basis van de kerndoelen van OCW en de tussendoelen van SLO (Stichting Leerplanontwikkeling). Daarnaast halen we veel lesmaterialen en oefenstof van internet. We beschikken over veel materialen voor spel, instructie en inoefening. Een rijke leeromgeving noemen we dat. Voor de groepen 1 en 2 gaan we uit van de kerndoelen OCW, weergegeven in de doelen van het Digikeuzebord. Onze visie op het leren van het jonge kind komt regelmatig terug in ons ondernemingsplan.
Onderdeel van een rijke leeromgeving is een goede instructie van een medewerker. Daarvoor hanteren we het VUT-model.
V-fase: vooruitkijken en activeren van voorkennis, doelen stellen
U-fase: uitleg, uitvoeren van opdrachten, oefeningen maken en krijgen/geven van feedback
T-fase: terugkijken, reflecteren en feedback. Op het proces en op het resultaat.
Wat we beogen met ons onderwijs is dat kinderen áán gaan, nieuwsgierig zijn, 'leerhonger' hebben. De werkvormen moeten hieraan bijdragen. Naast de instructie van de medewerker zijn er veel meer werkvormen die we hiervoor inzetten: hoekenwerk, circuitvormen, samenwerkingsvormen, spelvormen, brainstormen, discussie, debat. Dit alles draagt bij aan een rijke leeromgeving voor kinderen.
In alle groepen werken we vanuit thema’s. Thema’s zorgen voor conceptmatig denken, geven samenhang en zorgt dus voor betekenisvol leren. We gebruiken hiervoor de stappen van het thematiseren van ontwikkelingsgericht onderwijs.
Fase 0: is een voorbereidende fase, waarin de medewerkers een goed thema kiezen. Het raamwerk voor het hele thema wordt opgebouwd, kernactiviteiten op hoofdlijnen uitgewerkt en van doelen voorzien.
Fase 1: is de fase van de startactiviteiten waarmee de kinderen zich gaan oriënteren op het thema. De kinderen raken betrokken bij het thema, krijgen zicht en grip op hun ervaringen en kennis en ontdekken welke ideeën en vragen zij krijgen. Aan het einde van deze eerste fase wordt de eerste planning op basis van de resultaten van de startactiviteiten bijgesteld en uitgebreid. In de groep worden de subthema’s, de vragen van de kinderen goed zichtbaar geordend (vragenwand) en worden de eerste onderzoeksplannen gemaakt. Ook wordt duidelijk naar welke eindproduct wordt toegewerkt.
Fase 2: is de uitvoeringsfase. De groep is nu echt aan het werk met het thema en de onderzoeksactiviteiten. De activiteiten zijn met elkaar verbonden. Tussentijdse evaluaties zorgen voor continuïteit en reflectie. De medewerkers zorgen ervoor dat alle kinderen mee kunnen blijven doen, door instructies en coachen bij alle kernactiviteiten.
Fase 3: is de afrondingsfase. Als de onderzoeksactiviteiten goed zijn uitgediept en de kinderen hun onderzoek kunnen afronden gaat de aandacht naar activiteiten om het thema mee af te sluiten. Resultaten worden gepresenteerd, de uitkomsten geëvalueerd en vervolgactiviteiten komen in beeld.
Fase 4: is de evaluatie- en reflectiefase. De medewerkers blikken terug op het thema en alle bevindingen worden op een rijtje gezet, de uitkomsten geëvalueerd. Deze vormen het vertrekpunt voor de volgende thema’s. Ook de kinderen reflecteren samen met de medewerkers op hun eigen proces en product. Wat heb ik geleerd? Wat neem ik mee naar een volgende keer? Wat ga ik niet meer doen?
In groep 1 en 2-3 staat ‘het spel’ centraal. De kinderen bootsen de werkelijkheid na in allerlei situaties. Zoals de markt, de winkel en de dokter. Door spelervaringen groeit de kennis van de wereld, kunnen eigen ervaringen ingezet worden en kunnen de kinderen zich steeds verder ontwikkelen. Samen met de kinderen halen we de echte wereld in de school. In groep 4-5 verschuift het accent zich van spel- naar meer leergerichte activiteiten. In de groepen 4-5 t/m 8 besteden we meer aandacht aan onderzoeksvaardigheden. Kinderen stimuleren we mee te denken. Wat weet ik al? Welke vragen heb ik nog? Hoe kom ik aan informatie? En hoe verwerken we de informatie? We moedigen kinderen aan te reflecteren op hun werk om zo tot betere resultaten te komen. Kinderen presenteren hun werk op allerlei manieren. Van presentatie en tentoonstelling, tot PowerPoint. Twee keer per jaar werken we aan een schoolbreed thema en zijn er schoolbrede activiteiten. De thema’s/concepten zijn in een cyclus van twee jaar ingedeeld. Zodat we werk maken van alle doelen van wereldoriëntatie.
Bij voorkeur spreken we niet meer over kennisgebieden en vakgebieden omdat we leren als een geheel zien. Om toch onze inzet voor de verschillende gebieden te duiden benoemen we ze hier apart.
De sociale- en emotionele ontwikkeling van kinderen vinden we een voorwaarde om tot ontwikkeling te komen. We streven naar een hoog welbevinden en een hoge betrokkenheid. Dit kan alleen wanneer een kind verbonden is met zichzelf, de ander, zijn omgeving en de wereld. We gaan uit van de drie basisbehoeften van een kind: relatie (ik hoor erbij), competentie (ik kan het), autonomie (ik kan het zelf). We werken met activiteiten waarbij hoofd, handen en hart in balans zijn. De sociale en emotionele ontwikkeling volgen we met observaties en de betrokkenheidsmonitor. Vanaf groep 6 vullen de kinderen een vragenlijst in m.b.t. leerlingtevredenheid en sociale veiligheid.
Burgerschapsonderwijs is op St. Joseph geen vak waarin je leert samenleven. Burgerschapsvorming is geïntegreerd in onze onderwijsvorm. Het zit ín ons kindccentrum, in ons ‘zijn’. We spreken van actief burgerschap. Het einddoel van ervaringsgericht onderwijs is de geëmancipeerde mens: een persoon die emotioneel sterk staat. Kritisch en explorerend is ingesteld. En zich met mensen en wereld verbonden voelt en zich daarvoor verantwoordelijk voelt. Vanuit ervaringsgericht onderwijs maken we de verbinding met ‘levensecht onderwijs’. We proberen de kinderen zoveel mogelijk ‘de echte wereld’ binnen en buiten de school te laten ervaren. De kinderen dragen actief bij aan een prettig klimaat binnen ons kindcentrum. Vanuit het idee van de ‘gekantelde organisatie’ mogen de kinderen veel zelf doen. Dit vraagt van ons als volwassenen dat we ‘op onze handen zitten’ en vertrouwen hebben. We laten de kinderen niet los, maar houden ze anders vast. Vanuit de driehoek ‘ruimte-tijd-criteria’ laten we de kinderen zoveel mogelijke autonoom zijn. Maar daarnaast zullen ze ervaren dat ze soms geen keuze hebben. Dat iets moet omdat een medewerker het bepaalt. Ook ervaren kinderen af en toe weerstand. Omdat iets moeilijk is, de ander een andere mening heeft of omdat ze een weerwoord krijgen. Dit kan op ieder moment gebeuren. Tijdens samenwerken, een ruzie op het plein, opkomen voor een klasgenoot of een troostend gebaar wanneer iemand is gevallen. We leren de kinderen dan niet direct de hulp van een volwassene in te roepen, maar ook te kijken wat ze zelf kunnen betekenen. We vinden de inbreng van kinderen enorm belangrijk en gaan graag met ze in gesprek. De stem van kinderen nemen we altijd mee in onze besluitvorming. Daar waar het niet actief kan, brengen we het perspectief van het kind zelf in. De leerlingenraad is een platform van kinderen waar zij zich actief inzetten om samen werk te maken van een fijn kindcentrum. Voorbeelden van burgerschapsvorming zijn ook onze samenwerking met de zorginstellingen Peppelrode, Hof van Smeden en de Kinderboerderij. Stop je voor een kind al deze ervaringen in een rugzak? Dan verlaten zij ons kindcentrum de St. Joseph als veerkrachtige, jonge mensen mét een moreel kompas. Dát is wat we willen en waar we voor gaan. Samen met de identiteitsbegeleider hebben we een jaarlijn opgesteld met thema’s, vieringen, rituelen en Bijbelverhalen om extra aandacht te geven aan ons bezielde burgerschap. We maken gebruik van lessen uit ‘Leren Leven’. Op deze manier geven we uiting van onze identiteit. Binnen de thema's van wereldoriëntatie wordt er bijvoorbeeld ook geleerd over onze democratische rechtsstraat en wereldgodsdiensten. Dit doen we door o.a. lessen, gesprekken, gastsprekers en een bezoek aan het gemeentehuis, de moskee en een kerk in Emmeloord. Onze leerlijn bezield en betekenisvol burgerschap is in concept klaar maar blijft in ontwikkeling.
Het leesonderwijs bieden we voornamelijk aan met betekenisvolle, rijke teksten, afgestemd op het niveau van de kinderen. Vaak zal de eigen beleving van het kind centraal staan: lezen moet vooral leuk zijn. We streven naar hoge betrokkenheid en leeshonger. Kinderen moeten zin in lezen hebben!. Medewerkers kiezen dan ook samen met de kinderen boeken en teksten die passen bij de beleving van het kind. Het tijdstip waarop een kind leert lezen, ligt niet vast. Heeft een kind er eerder behoefte aan? Dan wordt er door de medewerker op ingespeeld vanuit het thema. In groep 3 zetten we het leesonderwijs doelgerichter in. Met teksten passend bij het thema en leesboeken passend bij het individuele leesniveau. Lezen doe je natuurlijk niet alleen 'voor de leuk'. Het helpt je ook bij je ontwikkeling en helpt je te groeien als mens. Daarom geven we veel aandacht aan lezen. Ook door de methodiek Close Reading toe te passen. Vanuit actuele teksten die aansluiten bij de echte wereld van de kinderen. Kinderen lezen niet alleen nieuwsteksten, maar ook verhalende teksten. We spreken van 'rijke teksten'. Wat bedoelen we dan?
De kaartjes van Chambers helpen ons om steeds verschillende soorten vragen te stellen tijdens het praten over teksten en boeken. Vanaf de middenbouw krijgen alle kinderen wekelijks een eigen Kidsweek. Op school hebben we onze eigen schoolbibliotheek met een divers boekenaanbod. Daarnaast gaan de kinderen ook naar de bibliotheek in Emmeloord. Voor de allernieuwste boeken. Om nog meer leeskilometers te maken.
Alle groepen verwerken we de taaldoelen zoveel mogelijk in betekenisvolle thema’s. Er is extra aandacht voor de woordenschat. De methode Staal hanteren we bij de lessen spelling en grammatica.
Rekenen bieden we in de groepen 1 en 2-3 geïntegreerd aan binnen de thema’s. Hierbij maken we gebruik van de SLO-doelen en het Digikeuzebord. Rekenactiviteiten komen aan bod in het spel en het rekencircuit. Daarbij wordt gebruik gemaakt van Met Sprongen Vooruit en Wizzspellen. Met de rekenmethode Pluspunt werkt ieder kind aan dezelfde basisstrategie. Als deze beheerst wordt, komen andere strategieën aan de orde. Er gaat veel aandacht uit naar oefenen en automatiseren. Hierbij wordt gebruik gemaakt van ‘het rekenmuurtje’ van Bareka. Dit is een model dat er voor zorgt dat kinderen rekenvaardigheden van onderaf stevig opbouwen.
De nadruk in de groepen 1-2-3 ligt op het ontwikkelen van de motoriek: van grof naar fijn. De methode Krullenbol wordt hierbij gebruikt. Vanaf de tweede helft van groep 3 werken de kinderen systematisch aan de ontwikkeling van een duidelijk handschrift met de methode Pennenstreken, blokschrift. Een stevige basis van letters en cijfers schrijven om daarna in de midden- en bovenbouw, schrijfonderwijs te integreren in alle vakken.
De leerlingen van groep 7 en 8 leren de beginselen van de Engelse taal via de methode Groove me.
De meerpresterende leerlingen die meer uitdaging nodig hebben naast ons aanbod van Levelwerk, krijgen een keer per week les in Chinese taal en cultuur. Deze worden verzorgd door een vakdocent Chinees.
Voor verkeer maken we gebruik van materialen van Veilig Verkeer Nederland. Daarnaast leren we de kinderen ook in de dagelijkse praktijk hoe ze zich binnen het verkeer moeten gedragen. Hoe? Door de schoolomgeving te verkennen. Zo gaan we bijvoorbeeld lopend naar de gym en de Belgische Barak. Of op de fiets naar kamp.
Het cultuuronderwijs ontwikkelt het cultureel (zelf)bewustzijn van leerlingen. Via bijvoorbeeld filosofie, erfgoed, media, literatuur, kunst, geschiedenis en religie wordt er gereflecteerd op de eigen cultuur en die van anderen. Ze worden gestimuleerd om kunst- en cultuuruitingen te evalueren en te waarderen en zo vorm te geven aan hun eigen culturele identiteit. Daarnaast hebben kunst en cultuur ook een socialiserende rol: ze leren mensen deel uitmaken van een groep. Bovendien is het tonen van eigen werk (de zgn. culturele expressie) een belangrijk aspect om de dialoog met de ander en zichzelf ten volle te voeren. Daarom heeft het cultuuronderwijs vaak een vakoverschrijdend karakter. Kunst, erfgoed en media worden vaak gekoppeld aan andere vakken zoals taal en geschiedenis binnen onze thema's. Door bestaande manieren van handelen en zijn in een samenleving te observeren en te ervaren, geven ze daarmee betekenis aan een menselijk leven in die maatschappij, die tijdsperiode of die omgeving. Daarom heeft ons cultuuronderwijs ook verbinding met burgerschap en geschiedenis (historisch bewustzijn). Eigenlijk zit cultuur in alles. In onze schoolcultuur. In de thema's waardoor we de wereld leren kennen. Cultuur omvat alles wat mensen maken en doen. Via cultuur geven we betekenis aan de wereld om ons heen. Cultuur is de manier waarop we de wereld ervaren en interpreteren, verbeelden en kennen.
Kunstonderwijs is een specifieke vorm van cultuuronderwijs, gericht op het doelbewust leren over en met kunst. Het kunstonderwijs omvat educatie over beeldende kunst, muziek, drama, dans, beweging en film. In het kunstonderwijs ligt de nadruk op de verbeelding, op de creativiteit. Binnen St. Joseph doen we dat op verschillende momenten. Bijvoorbeeld in de groep wanneer kinderen leren omgaan met technieken, materialen en gereedschappen. Het thema, het seizoen en de ideeën van kinderen bepalen het onderwerp. Daarnaast gebruiken we verschillende websites om inspiratie op te doen. Binnen ons kindcentrum hebben we een cultuurcoördinator die de verbinding heeft met diverse culturele instanties, o.a. Cultuurbedrijf NOP. Zij verzorgen o.a. workshops en voorstellingen voor alle kinderen. Ook de Ateliers op vrijdagmiddag is een moment waar kinderen zich creatief kunnen uiten. Kinderen schrijven zich in voor de Ateliers. Daar ontdekken en ontwikkelen ze vaardigheden en talenten. Er is een breed aanbod, van natuur en dierenverzorging, sport en spel, muziek en techniek tot tuinieren en ICT vaardigheden. De Ateliers worden verzorgd door zowel (groot)ouders als medewerkers. Gedurende het schooljaar zijn er 4 blokken met verschillende activiteiten. Elk blok bestaat uit drie bijeenkomsten van een uur. Op deze wijze doen we recht aan de verschillende talenten die onze kinderen, medewerkers én (groot)ouders hebben. Voor de muzikale expressie hebben we een vakleerkracht muziek die alle groepen 1 keer per 2 weken muziekles geeft. Bij muziek staat vooral het plezier, het samen zingen en muziek maken centraal.
Voor de wereldoriënterende vakken aardrijkskunde en geschiedenis hebben we een rijk gevuld documentatiecentrum met boeken en materialen voor de inrichting van de thema’s. De kinderen krijgen structureel vanaf groep 6 topografie. Is het mogelijk om topografie te integreren binnen een thema? Dan doen we dat. Soms kiezen we ervoor een lessenserie te volgen. Naast deze materialen kennen we ook de lessenseries van de NTR. En we gaan er op uit met de kinderen óf halen de echte wereld de klas in. Denk aan gastsprekers en gastlessen.
We maken gebruik van o.a. leskisten en gastlessen van IVN-natuur en duurzaamheidseducatie. Deze zetten we in, in het gebouw maar vaak ook buiten. Bij voorkeur verwerkt in een thema. Vanaf schooljaar 2024-2025 gaan alle groepen minimaal 4 x per jaar het bos in voor een zgn. 'bosdag'. Onze 'groene' collega gaat dan mee. Zij heeft kennis van bijv. het Voedselbos. Daarnaast zit het verweven in ons 'zijn'. We maken duurzame keuzes en zorgen voor bewustzijn bij de kinderen. Door bijv. composteren, hergebruik, scherm opbrengst zonnepanelen en het opruimen van zwerfafval.
Een vakdocent geeft les aan groep 3 t/m 8 met eigen lessenseries en de methode Basislessen bewegingsonderwijs. Bewegingslessen in de groepen 1 en 2-3 worden verzorgd door de medewerkers. Omdat bewegen en leren goed samengaan, maken we daar wekelijks gebruik van met reken- en spellingslessen op het plein.
Wij bereiden de kinderen voor op de wereld waarin ze straks leven en werken. Ook ICT hoort daarin thuis. Sterker nog: het is niet meer weg te denken. Wij vinden het daarom belangrijk kinderen een goed aanbod te geven gericht op de vaardigheid: digitale geletterdheid. Binnen ons kindcentrum werken we daarom ook met computers. In alle klassen hangt een digitaal schoolbord. Tijdens de lessen gebruiken we software die aansluit bij de methode. De computer is uitstekend geschikt voor oefenen, herhalen en remediëren van de lesstof. Daarnaast maken de leerlingen tijdens projecten gebruik van het internet als informatiebron via het beveiligd netwerk. Wel zo handig als onze kinderen dan met de computers om kunnen gaan. Daarom leren de kinderen technische vaardigheden. Zoals Microsoft Word en PowerPoint. Maar ook leren zij hoe zij omgaan met alle informatie op het internet. Dit noemen we mediawijsheid. In ons ICT-beleidsplan lees je meer over onze visie op ICT als leermiddel.
Een van onze pijlers is een rijke leeromgeving. Deze rijke leeromgeving verzorgen we binnen de muren van de school en buiten op het plein. Maar ook daarbuiten door o.a .bedrijfsbezoeken. En we zijn graag in de natuur. Bijv. op Schokland. Of in het bos bij de Belgische Barak. We zijn door IVN gezien als Natuurrijke School, als Natuurrijk Kindcentrum.
Het kindcentrum gedraagt zich als een ecosysteem, waar kinderen, volwassenen, de buurt en duurzame partners samen leren het verschil te maken voor de wereld. De natuur vormt de basis van ons bestaan. Wij zijn er onderdeel van. De natuur is ook een fijn klaslokaal. Niet binnen maar ook buiten leren we de lessen die er echt toedoen. Wat wij ervaren met de kinderen wordt ook door wetenschappelijk onderzoek bevestigd. Daaruit blijkt keer op keer dat kinderen die geregeld tijd doorbrengen in de natuur gezonder zijn, minder stress hebben en lesstof beter tot zich kunnen nemen. Dit komt onder andere doordat de natuur op een hele subtiele manier je aandacht trekt: je blik wordt automatisch getrokken naar een vlinder die voorbij fladdert, je oren spitsen zich als je een vogel hoort zingen. Deze zintuiglijke ervaringen zorgen voor rust en ruimte in je hoofd, omdat ze geen beroep doen op je gerichte aandachtscapaciteit. Met als gevolg dat kinderen zich tijdens of na een verblijf in de natuur beter kunnen concentreren. Ook zorgen natuurervaringen voor een vermindering van stress, omdat het sympathisch zenuwstelsel er door geactiveerd wordt, dat een ‘alles is veilig’ signaal afgeeft. IVN spreek van de 'superkrachten van de natuur':
Superkracht 1: Kinderen worden gezonder in een groene omgeving.
Superkracht 2: Kinderen ontwikkelen fantasie en creativiteit in een groene omgeving.
Superkracht 3: Kinderen leren beter in een groene omgeving.
Superkracht 4: Kinderen voelen zich verbonden met de natuur.
We kijken naar onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van kinderen en koppelen deze aan onze verwachtingen van de groep of een individueel kind. We hebben hoge, reële verwachtingen van kinderen. Ze krijgen van ons ‘dikke soep’ aangeboden. Welbevinden, betrokkenheid zijn belangrijke indicatoren voor de kwaliteit van ons onderwijs. Maakt een kind het niet goed, is er geen betrokkenheid? Dan is wellicht onze aanpak of ons aanbod niet op orde. Dan onderzoeken we wat we kunnen verbeteren.
Wat willen we graag zien?
Een belangrijke voorwaarde om je optimaal te kunnen ontplooien is welbevinden. Hiermee bedoelen we dat de kinderen zich veilig, geaccepteerd en gewaardeerd voelen. Maar ook dat ze een positief zelfbeeld hebben. Signalen van welbevinden zijn: spontaniteit, genieten, ontspannen zijn en je open stellen. Het is belangrijk dat kinderen zich goed voelen, want hoog welbevinden zorgt voor een goede emotionele ontwikkeling. Het bevorderen van het welbevinden binnen ons kindcentrum zien wij dan ook als onze kerntaak.
Optimale betrokkenheid. Daar streven we binnen ons kindcentrum naar. Zijn kinderen betrokken? Dan vindt er diepgaand leren plaats. Kinderen zijn dan geconcentreerd, gemotiveerd, alert, geboeid en vergeten de tijd. Het vergt veel energie en zorgt voor voldoening. Het kind zit in een ‘flow’. Dit is de optimale toestand waarin een kind kan leren. Het wordt alleen bereikt als een activiteit aansluit bij hun drang om te verkennen en aansluit bij hun zone van naaste ontwikkeling.
We monitoren welbevinden en betrokkenheid door observaties, groepsbezoeken en betrokkenheidsmeting door Tweemonds.
Ons kindcentrum volgt kinderen systematisch met niet-methode toetsen van DIA. Daarnaast hebben medewerkers genoeg vakmanschap om ook met observaties een aanvullend beeld van kinderen te geven. Twee keer per jaar (in januari en juni) vullen we een analyse in van de sociaal emotionele ontwikkeling van de leerling. Dit doen we in Parnassys op het gespreksformulier. In groep 1 en 2 wordt daarnaast het Digikeuzebord gebruikt als volgsysteem voor sociaal emotionele ontwikkeling en de andere leerlijnen. In de midden-bovenbouw gebruiken we ook de Sociale Veiligheidsmonitor om de leerlingen te volgen. Dit hebben we vastgelegd in onze ‘Zo werken wij’: Zicht op ontwikkeling. De overige afspraken, ook op stichtingsniveau, zijn vastgelegd in ons Ondersteuningsdocument. De zorgstructuur binnen de school is helder. De IB-er en directeur monitoren met flitsbezoeken en groepsbezoeken. Daarnaast bezoeken de collega’s elkaar en bereiden ze samen lessen voor in het miniteam.
diatoetsen_-_uitleg_voor_ouders_2016_-_1.pdf
Ons kindcentrum werkt opbrengstbewust met doelen en leerlijnen. Hier wordt de groepsaanpak op gebaseerd. Op individueel niveau kan er een kindplan zijn. De kinderen werken met dag- of weektaken waarbij ze de ruimte hebben ook zelf keuzes te maken. We streven naar maatwerk, niet naar individueel onderwijs. De medewerker kan met didactische en organisatorische keuzes zorgen dat kinderen zich ontwikkelen. We stellen elkaar daarbij steeds de vraag: heeft het kind voldoende geprofiteerd van ons onderwijsaanbod? Hoe we dit doen? Door steeds naar het proces te kijken, naar signalen van hoge betrokkenheid en welbevinden. Daarnaast ook naar de output, de resultaten. Wekelijks wordt dit gedeeld binnen het miniteam. Vier keer per jaar zijn er groepsbespreking en bespreken we de ontwikkeling van de kinderen, de groep. En de kwaliteit van ons onderwijs. Op miniteamniveau en schoolniveau.
Opbrengstbewust werken betekent voor ons kindcentrum dat we systematisch, en doelgericht werken aan het maximaliseren van het leervermogen van onze kinderen. Daarbij hanteren we een cyclische, handelingsgerichte werkwijze:
We betrekken kinderen zoveel mogelijk zelf bij hun ontwikkeling. Bijvoorbeeld door kindgesprekken en ontwikkelgesprekken. Volgt een kind een heel eigen leerroute? Bijvoorbeeld vanwege een specifieke diagnose, lesstof, ondersteuningsbehoefte, uitdaging, of andere sociaal emotionele begeleiding? Dan geven we dit weer in een kindplan. Volgt een kind een heel eigen leerroute waarbij het uitstroomperspectief anders is? Dan spreken we van een ontwikkelingsperspectief. Een uitgebreidere beschrijving vind je in ons beleidsdocument ‘OPP en kindplan’.
Het ondersteuningsdocument is een uitwerking van de ondersteuningscyclus. Deze wordt schooljaar 2024-2025 vernieuwd en is dus in ontwikkeling.
Het Ondersteuningsplan is het strategisch beleidsplan van het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Noordoostpolder-Urk (Samenwerkingsverband PO 24-02). Kindcentrum St. Joseph gebruikt dit plan als basis voor de ondersteuning.
Doordat we een diversere instroom van kinderen zien, noemen we hier onze speciale aandacht voor het omgaan met taalachterstanden. Een warme overdracht en het intensieve taalaanbod vanuit de voorschoolse situatie wordt voortgezet in de kleuterbouw. Voor deze kinderen wordt het taalaanbod geïntensiveerd. De leerkracht en/of ondersteuner plant dagelijks momenten in om bij deze kinderen via spel- en ontwikkelingsmateriaal de taalvaardigheid te vergroten. Hierbij is aandacht voor woordenschat en zinsbouw, maar ook manieren om je goed uit te drukken. Bij complexere problematiek schakelen we het expertisenetwerk in en waar mogelijk Kentalis. In het schooljaar 2023-2024 heeft het hele team een NT-2 training gevolgd. We zien taal als basis van en voor ons werken. We zorgen voor geïntegreerd en betekenisvol taal-leesonderwijs. Schooljaar 2024-2025 stromen er kinderen vanuit de Schakelvoorziening onze school in. Om hen een warme en goede start te geven zal een aantal leerkrachten voor de zomervakantie de training 'Begeleiden van Nieuwkomers' volgen.
We werken met een continurooster.
In de groepen 3 t/m 8 richten we ons in de ochtenden met name op de instrumentele vakken. Zoals rekenen, lezen en taal. De middagen zijn voornamelijk ingericht voor het thematiseren.
Bij voorkeur spreken we niet meer over kennisgebieden en vakgebieden omdat we leren als een geheel zien. In In 5.6.4 beschrijven we 'Basisvaardigheden: kennis- en vakgebieden apart om onze inzet voor de verschillende gebieden te duiden. Globaal geven we hieronder in een percentage weer hoeveel onderwijstijd we inzetten per gebied.
Taal- en rekenontwikkeling | 40% |
Oriëntatie op jezelf en de wereld | 20% |
Bewegingsonderwijs/spelontwikkeling | 20% |
Cultuur- en kunstonderwijs | 20% |
Groep 3 | Groep 4 | Groep 5-6 | Groep 7-8 | |
Lezen en taal | 40% | 40% | 35% | 35% |
Rekenen en wiskunde | 25% | 25% | 25% | 25% |
Wereldoriëntatie (inclusief burgerschap) | 10% | 15% | 20% | 20% |
Bewegingsonderwijs/spelontwikkeling | 10% | 5% | 5% | 5% |
Cultuur- en kunstonderwijs | 10% | 10% | 10% | 5% |
Bezield en betekenisvol burgerschap | 5% | 5% | 5% | 5% |
Engels | 5% |
Afhankelijk van het proces en de opbrengsten kiezen we ervoor om voor een ontwikkelingsgebied meer onderwijstijd beschikbaar te stellen.
Binnen kindcentrum St. Joseph werken we met combinatiegroepen. De medewerkers werken vanuit de leerlijnen, ondersteund door methodes. De medewerkers zijn in staat de kinderen van en met elkaar te laten leren. Ze zetten hiervoor diverse didactische (coöperatieve en zelfstandige) werkvormen in. Een rijke leeromgeving zorgt ervoor dat de kinderen hoog betrokken zijn. De verbinding onderling en met de medewerkers zorgt voor een fijne sfeer en welbevinden van iedereen. Daarnaast helpt het kinderen om afwisselend het ene jaar in de combinatie een jongste leerling te zijn en het andere jaar een oudste van de groep. De combinatiegroepen werken onderling nauw samen. Er wordt ook groepsdoorbrekend gewerkt, bijv. tijdens gym, de instructiemomenten of tijdens projecten.
Jaarlijks bekijken we of het wenselijk is de groepsindeling te veranderen per combinatiegroep. Waarom? Bestaande (soms ongunstige) patronen worden doorbroken en kinderen komen los van hun ‘imago’. Ieder kind krijgt zo steeds de kans weer blanco te beginnen. De periode van de zomervakantie tot de herfstvakantie noemen we de ‘Gouden weken’. Deze weken staan in het teken van groepsvorming. Dit proces herhalen we nogmaals kort in de ‘Zilveren weken’, de eerste weken na de kerstvakantie.
Met andere woorden: bij welke kinderen vindt een kind aansluiting, welke kinderen passen goed bij elkaar wat betreft onderwijsbehoeften en zelfstandigheid en in welke mate kan een kind zichzelf zijn. Daarnaast proberen we (wanneer het bij ons bekend is) broertjes, zusjes, neefjes en nichtjes uit elkaar te houden. Wanneer er sprake is van een meerling binnen een gezin, bespreken we met ouders wat hun visie is.
We starten met een of twee groepen 1, waar gedurende het schooljaar nieuwe 4-jarigen zullen instromen. We gaan door met ons onderzoek hoe we de peuters kunnen integreren binnen ons kindcentrum.
Door de combinatiegroep 2-3 komen we meer tegemoet aan het individuele kind dat nog behoefte heeft aan spel. De combinatiegroep 2-3 biedt kleuters een nog rijkere taalomgeving. Er zal afstemming zijn met de groepen 1. Waar wenselijk kunnen kinderen van groep 2 nog aansluiten bij groep 1. Ook kunnen er momenten zijn waarbij kinderen van alleen groep 3 samen instructie krijgen. De twee combinatiegroepen 4-5 en 6-7 zijn gelijkwaardige groepen. Iedere groep, of unit zal gezien worden als één groep van samenwerkende, spelende en lerende kinderen. Doordat de combinatiegroepen groepsdoorbrekend spelen en werken, zullen de kinderen altijd weer contact hebben met hun ‘oude’ klasgenoten. Mogelijke vriendschappen kunnen dus blijven bestaan én is er ruimte voor nieuwe.
Voor de kinderen in de bovenbouw zal het niet langer vanzelfsprekend zijn dat ze t/m groep 8 bij ons op school zitten. De komst van bijv. het Tienercollege maakt het mogelijk dat zij, wanneer dit passend en wenselijk is, eerder uitstromen naar het voortgezet onderwijs. We hebben ook het afgelopen jaren gemerkt dat deze optie vaker verkend wordt en kinderen eind groep 7 de overstap naar het VO maken.
We kennen twee talentgroepen binnen onze school. De praktische talentgroep en de meer theoretische talentgroep. De praktische talentgroep werkt gericht aan o.a. technische-, tuin-, en verzorgende vaardigheden. Zij werken enkele momenten per week mee met onze conciërge. De meer theoretische talentgroep werkt d.m.v. projecten aan complexere theoretische vraagstukken. Deze kinderen komen op woensdagochtend samen in het Elk Talent Telt lokaal. Zij worden daar begeleid door onze coördinator hoogbegaafdheid. Ook hebben enkele kinderen uit deze groep Chinese les van een docent Chinees binnen ons kindcentrum.
Op dit moment hebben de groepen de naam vanuit het 'oude' leerstofjaarklassensysteem., groep 1, 2-3, 4-5, 6-7 en 8. We onderzoeken of dit nog passend is.
Zoals gezegd zien we de combinatiegroepen als één samenwerkende, spelende en lerende groep kinderen. En zo zien we de samenwerking tussen medewerkers ook. Ook zij werken intensief samen binnen deze groepen. Samen zijn zij er voor de kinderen. Co-teaching noemen we dat. Dit kan op verschillende manieren en in verschillende vormen.
Binnen het kindcentrum werken we vanuit de principes van ontwikkelingsgericht- en ervaringsgericht onderwijs. Voor de jongste kinderen betekent dit dat zij vanuit betekenisvolle thema's en een rijke leeromgeving de wereld gaan ontdekken. We streven naar kleine instroomgroepen en 3 groepen 2-3. De leerkrachten van de jonge kinderen kennen de ontwikkelingslijnen en kunnen hun handelen hierop afstemmen. Het Digikeuzebord geeft de medewerkers het overzicht van de doelen voor de groepen 1 en 2. Zo borgen wij dat alle tussendoelen worden aangeboden in de groepen 1 en 2-3.
Het jonge kind heeft onze bijzondere aandacht. We werken met bij voorkeur kleine instroomgroepen zodat de jongste kinderen tijd en ruimte hebben om te wennen binnen ons kindcentrum. In groep 1 leren de kinderen veel basisvaardigheden. Kinderen leren om met zichzelf en de ander om te gaan en hoe om te gaan met regels en afspraken. Ook leren ze bepaalde taken zelf te doen, met als doel zichzelf te kunnen redden in situaties. Dit noemen we zelfredzaamheid. Bij binnenkomst in groep 1 volgen en stimuleren wij de leerlingen juist op deze punten. Dit is terug te zien in de aandacht voor de spelontwikkeling en het vrije spel. Tijdens het (vrij) spelen ontwikkelen de kinderen zich op verschillende gebieden. Zo leren de kinderen o.a. de eigen grenzen kennen, risico’s in te schatten, hun omgeving beter te begrijpen, samen te spelen en te communiceren met zichzelf en de ander. Wanneer een kind bij binnenkomst een indicatie heeft en/of voorschoolse educatie heeft genoten, zal er een warme overdracht zijn tussen de peuterspeelzaal en de school. De eerste zes weken wordt dit kind extra geobserveerd en gaan we met ouders in gesprek om te komen tot een goede afstemming. Na deze periode wordt door de medewerkers bepaald of extra begeleiding of een specifiek aanbod nodig is. Bijvoorbeeld een vervolg d.m.v. vroegschoolse (NT-2) educatie.
Naast de aandacht voor de spelontwikkeling is er in groep 1 en 2-3 veel aandacht voor taal. Kinderen praten met en luisteren naar elkaar, zo leren ze gevoelens en ervaringen te verwoorden. In kringen wordt er gesproken over wat er zoal om ons heen gebeurt, liedjes gezongen, versjes geleerd, boeken (voor)gelezen, verhalen verteld en allerlei spellen rond taal en rekenen gedaan. Zo leren de kinderen niet alleen nieuwe woorden, maar ook hoe je met elkaar praat en de regels van onze taal. Zoals gezegd worden al deze activiteiten aangeboden binnen een thema, zodat de activiteiten betekenis krijgen voor de leerling. De thema’s staan dicht bij de belevingswereld van de kinderen. De kinderen worden gestimuleerd om een eigen inbreng te geven aan de thema’s.
Vanzelfsprekend is er ook aandacht voor beginnende geletterdheid/gecijferdheid en de motorische ontwikkeling. De rijke leeromgeving in de klas maakt dat kinderen spelenderwijs in ontwikkeling zijn. Daarnaast bieden de medewerkers gerichte activiteiten met klanken, letters, cijfers en hoeveelheden aan. De kinderen worden uitgedaagd om aan deze activiteiten te werken en activiteiten worden afgestemd op de ontwikkeling van het kind. Binnen eenzelfde activiteit wordt er bijv. van een kind in groep 2 iets anders verwacht dan een kind in groep 3.
We investeren in de overdracht vanuit de voorschoolse opvang. Zijn er (taal)achterstanden, wat verdient aandacht? Zo zorgen we voor een warme overdracht en kansrijke start van het jonge kind binnen onze school. We hebben twee specialisten Jonge Kind werkzaam in de onderbouw, waarvan één medewerker specifieke kennis heeft van kleuteronderwijs. (KLOS).
Veiligheid binnen ons kindcentrum is natuurlijk belangrijk. Daarom hebben wij verschillende protocollen opgesteld waar wij ons allemaal aan houden. Zoals een anti-pestprotocol, een protocol over het gebruik van social media en een protocol bedrijfshulpverlening. Ook maken we gebruik van een leerlingvolgsysteem en een observatiesysteem voor sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. De opbrengsten van onder andere het veiligheidsbeleid monitoren we door frequent peilingen bij kinderen, ouders en medewerkers af te nemen. In de ontwikkeling tot kindcentrum worden ook de nodige protocollen meegenomen. We streven naar dezelfde taal en dezelfde richtlijnen binnnen ons hele kindcentrum. Integrale protocollen.
Ambities educatie | |||||
---|---|---|---|---|---|
Pijler | Ambitie | Doelstelling 2024 -2026 | Zo behalen we de doelstellingen | Relatie beleidsterreinen | Tijdpad |
Pijler 1: Rijke leeromgeving |
De omgeving in ons kindcentrum nodigt uit om te spelen, te leren en te onderzoeken. De leeromgeving is ook een ‘leerkrácht’. Wij hebben er alle vertrouwen in dat een kind zich altijd volop aan het ontwikkelen is. Maar ontwikkelen is ook dat je weet dat je jezelf soms mag terugtrekken. Binnen ons kindcentrum is plek voor inspannende en ontspannende activiteiten. De medewerkers hebben aandacht voor de leeromgeving en passen deze regelmatig aan zodat het van betekenis is voor kinderen. Maar ook de natuurrijke omgeving buiten school doet mee, zoals uitstapjes en gastlessen. |
Doelstelling 1: We gebruiken een organisatiemodel om een rijke, flexibele leeromgeving te creëren. Doelstelling 2: We bieden een natuurrijke leeromgeving. |
|
Financieel/materieel
Medewerkers
Organisatie/comm./vertegenw.
|
2024 - 2028 |
Pijler | Ambitie | Doelstelling 2024 -2026 | Zo behalen we de doelstellingen | Relatie beleidsterreinen | Tijdpad |
---|---|---|---|---|---|
Pijler 2: Zicht op ontwikkeling |
Onze kinderen weten wat ze kunnen en wat hun talenten zijn. De ontwikkeling en groei die zij doormaken kunnen ze met trots laten zien en verwoorden. Ons kindcentrum is de plek waar ze hun talenten kunnen ontdekken, benutten en ontwikkelen. Wij kennen de kinderen en hebben zicht op hun hele ontwikkeling. Vanaf dat zij binnenkomen totdat zij ons kindcentrum verlaten. Wij zien wat kinderen kunnen en inspireren hen zich verder of anders te ontwikkelen. De medewerkers vertrouwen in de groeikracht van kinderen. |
Doelstelling 1: Kinderen weten wat ze kennen en kunnen en weten wat zij willen leren en hoe zij zich ontwikkelen. Doelstelling 2: Wij werken niet meer volgens het leerstofjaarklassensysteem, maar bieden kinderen een ononderbroken ontwikkeling. Doelstelling 3: De ontwikkelingsfasen van alle kinderen zijn voor ons het uitgangspunt bij ons pedagogisch en didactisch handelen. Doelstelling 4: Formatief handelen is zichtbaar binnen alle groepen. |
|
Financieel/materieel
Medewerkers
Organisatie/comm./vertegenw.
|
2024 - 2028 |
Pijler | Ambitie | Doelstelling 2024 -2026 | Zo behalen we de doelstellingen | Relatie beleidsterreinen | Tijdpad |
---|---|---|---|---|---|
Pijler 3: Spelen en onderzoeken |
Onze kinderen mogen buiten en binnen met elkaar spelen en onderzoeken. Ons kindcentrum is de plek om ieder zijn of haar talenten te laten ontwikkelen. De medewerkers begeleiden en helpen de kinderen daarmee. Het team werkt samen. Coachend en groepsdoorbrekend. |
Doelstelling 1: Er is planmatige ruimte voor het vrije initiatief van kinderen. Doelstelling 2: Leerkrachten bieden ruimte voor nieuwsgierigheid en weten hoe zij hierin kinderen moeten begeleiden. Doelstelling 3: Onderwijstijd en opvangtijd lopen naadloos in elkaar over. |
|
Financieel/materieel
Medewerkers
Organisatie/comm./vertegenw.
|
2024 - 2028 |
Pijler | Ambitie | Doelstelling 2024 -2026 | Zo behalen we de doelstellingen | Relatie beleidsterreinen | Tijdpad |
---|---|---|---|---|---|
Pijler 4: Pedagogisch tact |
Een liefdevolle plek waar we omzien naar elkaar. Kinderen voelen dat ze goed zijn zoals ze zijn. Zij krijgen immers het vertrouwen van alle medewerkers. Op ons kindcentrum sta je er nooit alleen voor. Kinderen leren dat zij bij een groep horen, dat zij onderdeel zijn van een groter geheel. Daarom zien zij naar de ander om. Als je jezelf veilig voelt, kun je ook anderen helpen. |
Doelstelling 1: We zijn integraal verantwoordelijk voor alle kinderen binnen het kindcentrum. Het kind voelt geen verschil. Doelstelling 2: Per augustus 2025 spreken alle medewerkers dezelfde pedagogische taal en koersen op hetzelfde pedagogische kompas. Doelstelling 3: Per augustus 2026 is het kindcentrum de plek waar alle volwassenen in het belang van het kind dezelfde pedagogische taal spreken. |
|
Financieel/materieel
Medewerkers
Organisatie/comm./vertegenw.
|
2024 - 2028 |
Pijler | Ambitie | Doelstelling 2024 -2026 | Zo behalen we de doelstellingen | Relatie beleidsterreinen | Tijdpad |
---|---|---|---|---|---|
Pijler 5: Basisvaardigheden |
Kinderen leren op ons kindcentrum voor nu en voor later. Daarmee verkennen zij de wereld, ze zetten stappen. Ze kunnen toepassen wat zij bij ons geleerd hebben. Als je dat snapt, wordt leren ook steeds leuker. Je weet waarvoor je het doet. Dat noemen wij leren met hoofd, hart en handen. Kinderen leren de wereld steeds beter kennen en begrijpen. |
Doelstelling 1: Per augustus 2025 is het didactisch handelen van de medewerkers volledig op elkaar afgestemd. Daardoor is het effect van de verbetering van de rekenmethode en leesopbrengsten zichtbaar, meetbaar en voelbaar. Doelstelling 2: Per augustus 2025 zijn leerkrachten in staat hun observaties en resultaten te analyseren en hun onderwijs daarop aan te passen en hun didactische aanbod. Doelstelling 3: Per augustus 2025 heeft het didactisch handelen altijd onderdelen voor het hoofd, hart en handen. Doelstelling 4: Per augustus 2026 hebben we een volledig geïntegreerd en afgestemd aanbod voor wereldoriëntatie, bezield burgerschap, sociaal-emotionele ontwikkeling en taal. |
|
Financieel/materieel
Medewerkers
Organisatie/comm./vertegenw.
|
2024 - 2028 |